CMV Spelregels 2023-2024 niveau 3

Er wordt gespeeld met Mikasa SV-2 (school) of Mikasa MGV-200 bal
 
Aanvang / beginbal
De bal wordt vanaf elke plaats in het veld met een onderhandse opslag over het net geslagen, waarbij de bal het net mag raken. Ook vanaf de plaats waar een fout gemaakt werd, wordt opgeslagen. De veldspeler die het dichtst bij de bal staat, slaat op.

De scheidsrechter geeft een fluitsignaal bij de beginbal. De beginbal dient zo snel mogelijk gespeeld te worden om de vaart in het spel te houden.
Als voorspeler, mag je de bal eerst naar een achterspeler gooien, die vervolgens begint met de opslag


Spelregels

  1. Wanneer een speler de bal over het net gooit of serveert, draait de hele ploeg waartoe de speler behoort, met de klok mee, een plaats door, inclusief de spelers die op dat moment naast het veld staan. Doordraaien is verplicht.
  2. Je mag als team (per wedstrijd) kiezen of je met 3 of 4 spelers in het veld staat.
  3. De spelers naast het veld draaien tijdens de rally van buiten het veld in op een vaste plek.
  4. De speler die het langst buiten het veld staat, draait als eerste in.
  5. De spelers mogen niet lopen met de bal.
  6. De bal mag het net raken.
  7.  Elke bal die over het net gegooid of opgeslagen wordt, moet door de tegenstander met twee armen via de onderarmse techniek aan de eigen kant omhoog gespeeld worden. Als de 1e bal bovenhands gespeeld wordt, dan wordt dit gedoogd. Een teamgenoot vangt de onderarms opgespeelde bal en gooit de bal over het net naar de tegenstander:               -  a. De onderarms gespeelde bal mag niet in één keer over het net gespeeld worden. Is dit het geval dan krijgt de tegenstander één punt                                                           -  b. Wanneer een speler de bal onjuist onderarms speelt (niet met twee armen gespeeld en/of buiten het bereik van teamgenoten), dan krijgt de tegenstander één punt.             -  c. Een team is verplicht om twee keer te spelen (onderarms spelen en over het net gooien).
  8. De 2e bal mag via een teamgenoot gevangen worden.
  9. De bal moet zo snel mogelijk over het net worden gegooid vanaf de plaats waar de bal gevangen is. Dit geldt voor zowel binnen als buiten de lijnen van het veld.
  10. Het over het net gooien van de bal gebeurt verplicht door middel van volleybaleigen manieren van gooien en vangen.               Fouten die moeten worden afgefloten zijn:  a. Een bal vanuit de nek gooien.     b. Een bal van onder de kin wegstoten.                                                                                                                  c. Het uitvoeren van een slingerworp.
  11. Het in sprong over het net naar beneden gooien van de bal (‘dunken’) is niet toegestaan. 
  12. Lijn- en netfouten worden op dit niveau niet afgefloten.

 
Wanneer ligt het spel stil?
Het spel ligt stil wanneer:

  • de bal is uit gegooid of geserveerd.
  • een speler de bal heeft laten vallen.
  • de bal in het net is gegooid of geserveerd
  • de bal in het veld van de tegenstander op de grond is gegooid.
  • een onderarms gespeelde bal door de eigen team niet wordt gevangen of onjuist wordt gespeeld.
  • een onderarms gespeelde bal niet met twee armen is gespeeld.
  • in plaats van serveren wordt gegooid of andersom 

 
Wat gebeurt er als het spel stil ligt?
Het spel wordt direct hervat met een onderhandse opslag vanuit het veld zo dicht mogelijk bij de plaats waar het spel eindigde. 
 
Telling

  • Wanneer een speler de bal laat vallen, de bal uit gooit, uit serveert, de bal in het net gooit, de bal aanraakt voordat deze uit is of de bal onjuist onderarms speelt, krijgt de tegenstander één punt.
  • Wordt de bal bij de tegenstander op de grond gegooid, dan krijgt het scorende team één punt.
  • Wanneer je de tweede bal, nadat je deze gevangen hebt, voor jezelf opgooit en bovenhands over het net speelt binnen het veld van de tegenstander, krijg je een bonuspunt.